Postuum Frederik van der Zwan (1935-2018): een zegen om een vent als Fred in de ploeg te hebben

Oud-waterpoloër en erelid Frederik (Fred) van der Zwan is 12 juli jl. overleden. Zijn eerbetoon op 18 juli in Hofwijk is door de familie als warm en mooi ervaren, ondanks het verdriet en het gemis. Ook is het fijn zoveel steun te mogen hebben ontvangen, aldus Fred zijn dochter: Imke.

Omdat Fred zo een rijke geschiedenis kent bij de waterpolovereniging
– die zeker nu én in de toekomst een mooi en inspirerend plekje verdient binnen d’ELFT – zijn hieronder de warme woorden opgenomen van Hans Aalberts, vriend en oud-teamgenoot van Fred.


“Graag wil ik het belang wat Fred voor het nationale waterpolo – maar vooral voor Delfts waterpolo – heeft gehad nader toelichten, […] rond 1955 kwamen een vijftal getrainde jonge waterpolospelers in Delft studeren. Mede door de komst van dat vijftal, maar ook door de overkomst van Johan ter Weele van Raket naar DZV, en door de opkomst van enkele Delftse talenten, ik noem Roelof Groeneveld, Dolf Visser, maakte het Delftse herenteam van DZV een unieke opmars in de vaderlandse hiërarchie. Binnen vier jaar en evenzovele promoties werd van de onbeduidende derde klas de allerhoogste klasse in het waterpolo, de uit zes beste clubs bestaande hoofdklasse, bereikt. Toch duurde het nog één of twee jaar voordat het allerhoogste werd bereikt, namelijk het landskampioenschap. En ik durf te stellen dat in de periode ‘61 tot ‘65 het heren waterpoloteam van Delft de sterkste ploeg van Nederland was. We werden twee keer landskampioen, we wonnen de nationale beker een aantal keren en waren ook op internationaal vlak (Escultina, 1965) vrij redelijk succesvol. Binnen de succesploeg was Fred de absolute aandrijver, de motor van de ploeg. 

Velen van u, als ze denken aan een topsporter waterpolo, zullen een gespierde atleet van ongeveer 100 kilo voor zich zien. Dat was Fred absoluut niet. Fred zijn topgewicht, en waarom ik het heb onthouden weet ik niet, was 78 kilo. Ruimschoots compenseerde hij dat gebrek aan brute kracht door zijn enorme snelheid. En passant is hij ook nog een keer kampioen geweest met de vier keer 100 meter estafetteploeg. […] Maar, bovenal beschikte Fred over een dodelijk wapen. Hoeveel doelpunten ik hem niet heb zien maken! Dat hij na een lange rush over het veld de vijandelijke keeper naar de korte hoek lokte, en daarna een…. wiskundig zekere boogbal, térgend langzaam over de vingers van de keeper, de bal in de verste hoek deed ploffen. Nooit in mijn leven heb ik iemand gezien die dat zó goed kon. Landelijk zeker niet, maar ook niet in de honderden interlandwedstrijden die ik als speler en later als bestuurslid van de zwembond heb mogen aanschouwen. Ik durf zonder overdrijven te stellen dat Fred, op dit specifieke onderdeel, ook mondiaal gezien, uniek was.

Na 1965 brokkelde de hegemonie van DZV langzaam af. Enkele spelers studeerden af en verlieten Nederland. De Curaçao-inbreng was inmiddels de topleeftijd van een topsporter gepasseerd (excuses Hans, excuses Gerard). Voor Fred begon op dat moment zijn tweede waterpolocarrière: hij belastte zich met de training van de jeugd van DZV en ook daarin was hij bijzonder succesvol. Tot twee keer toe maakte hij de jeugdploeg kampioen van Nederland. Uit zijn handen kwamen enkele gelouterde internationals. En het deed mij bijzonder genoegen om één van die mensen, Piet Reedijk, hier aanwezig te zien. Los daarvan is de trainer van het huidige Nederlandse heren waterpoloteam, Robin van Gaalen; de man die zes jaar geleden de damesploeg naar goud coachte op de Olympische Spelen, ook een oud-pupil van Fred. En Robin heeft mij meerdere keren verzekerd dat hij veel van de methodes en de achtergrond van zijn huidige trainingsmethode, aan Fred te danken heeft.

Ik heb de afgelopen tijd, de afgelopen dagen, getracht om eens na te gaan hoelang Fred en ik gezamenlijk in het water hebben gelegen. En ik kwam tot verbijsterende getallen. Dat we zo’n dertig interlands gezamenlijk hadden gespeeld, dat wist ik wel. Dat we zo’n 300 tot 350 wedstrijden in clubverband hadden gespeeld, dat verbaasde me ook nog niet zo zeer. Maar dat we, schrik niet, bijna 3000 uur gezamenlijk in het water hadden gelegen in allerlei trainingsopzichten, de waterpolotraining in Delft onder leiding van Bou Sakkers, Joop Brokke, Joop van Woerkom, de man die Fred overigens de liefde voor de schilders van de Haagse school heeft bijgebracht, de zwemtrainingen van Floor Kolle in Delft, en ook de nationale waterpolotrainingen gedurende het weekend waarin je zo’n 14 uur volledig werd afgeknepen.

Het kan niet anders of, als je zo lang met elkaar optrekt, dat je elkaar leert kennen. Elkaars goede eigenschappen, en de eigenschappen die je wat minder liggen die pik je ook op. Ik hoop dat u mij dan ook vergeeft de arrogantie als ik wil proberen Fred in een paar zinnen te schetsen, zoals ik hem me nu op dit moment herinner:

Hij was buitengewoon intelligent. Ik weet dat uit eigen ervaring: toen ik moeite hebbende met de wiskunde op de middelbare school, Fred mij wilde helpen. Dat ging van geen kant. Hij kon zich namelijk niet indenken dat ik bepaalde dingen niet begreep. Als speler was Fred eerlijk en sportief. Misschien voor een top-waterpolospeler iets té sportief. Soms werd er door de tegenpartij van zijn eerlijkheid en van zijn gebrek aan fysieke kracht misbruik gemaakt. Maar gelukkig hadden wij binnen de ploeg voldoende spelers die dat wel recht konden trekken. […] Maar los van deze dingen, is de onuitwisbare indruk die Fred op mij heeft gemaakt, de tomeloze energie waarmee hij zijn medespelers die wat meer gemakzuchtig zijn, en ook die is aanwezig, kon stimuleren, om tot betere prestaties te komen. Wat was het een zegen voor de trainers en voor de medespelers om een vent als Fred in de ploeg te hebben.

Dank u wel.”

– Hans Aalberts