Diploma A is de basis van het leren zwemmen. Het aanleren van de vaardigheden voor het A-diploma gebeurt in vijf stappen. Deze komen overeen met de vijf badjes die de kinderen doorlopen om tot het afzwemmen voor A te komen.
Badje 1: watervrij maken en drijven.
Badje 2: aanleren van de beenslag.
Badje 3: aanleren armen en benen.
Badje 4: bijzondere vaardigheden.
Badje A: conditie en afronding.
Vaardigheden die worden getoetst tijdens het afzwemmen
Bij het afzwemmen voor het A-diploma worden de onderstaande vaardigheden getoetst.
Gekleed: De kleding wordt gedragen over zwemkleding en moet worden uitgetrokken na het onderdeel ‘survival’ (let op: de kledingeisen zijn gewijzigd in 2018).
A1 proef: Survival
- Vanaf enige hoogte te water gaan met een voetsprong voorwaarts, na het bovenkomen aansluitend:
- 15 seconden watertrappen, gevolgd door:
- 12,5 meter zwemmen, proef afronden met:
- zelfstandig uit het water op de kant klimmen.
A2 proef: Onder water oriëntatie
> Met kleding <
- Van de kant te water gaan met een sprong (duiken heeft de voorkeur), gevolgd door (zonder boven te komen);
- onder water zwemmen door een gat in een verticaal in het water hangend zeil dat zich op 3 meter van de (start-)kant bevindt.
A3 proef: Conditiezwemmen
- 25 meter schoolslag, gevolgd door;
- 25 meter enkelvoudige rugslag, gevolgd door;
- 25 meter schoolslag onderbroken door 1 keer voetwaarts richting de bodem zakken, gevolgd door;
- 25 meter enkelvoudige rugslag.
A4 proef: Borst- en rugcrawl
- 5 meter borstcrawl;
- 5 meter rugcrawl.
A5 proef: Je vertrouwd voelen in het water
- Enkele slagen zwemmen op de buik, aansluitend;
- 5 seconden drijven op de buik, aansluitend enkele slagen zwemmen, gevolgd door;
- halve draai naar rugligging, gevolgd door;
- 10 seconden drijven op de rug.
A6 proef: Boven water oriënteren en verplaatsen
- Van de kant te water gaan met een sprong naar keuze, gevolgd door;
- 60 seconden watertrappen met gebruik van armen en benen, waarin twee keer, al watertrappend, een hele draai om de lengte-as gemaakt wordt.